Kom je niet van een gewoonte af? Het komt door een stofje!
Je neemt je voor om het niet meer te doen. Snoepen, op de bank hangen, een eetbui krijgen of iets anders wat je gewicht verslechtert. En dan gebeurt er iets. Misschien zegt iemand iets, ruik je iets, zie je iets of voel je iets bekends. En dan schiet je ineens in het gedrag dat je had afgezworen.
Een belangrijke oorzaak hiervan is een stofje in je hersenen: dopamine. Een van de functies van dopamine is betekenis geven aan dingen die gebeuren. Stel dat je bijvoorbeeld verdrietig of teleurgesteld bent en je eet iets zoets om jezelf te troosten, dan maken je hersenen dopamine aan en krijgt de zoetigheid de betekenis ’troost’. Een tweede voorbeeld: je hebt gesport en krijgt als beloning van jezelf een koud biertje in de kantine, gezellig met je vrienden. Dan krijgt het biertje de betekenis ‘beloning’ of ‘gezelligheid’. Elke situatie kan koppelingen opleveren.
Ben je de persoon uit het eerste voorbeeld en wil je niet meer snoepen, dan komt er een moeilijk moment als je weer een keer verdrietig of teleurgesteld bent. Er wordt dopamine aangemaakt en door de koppeling die eerder gemaakt is, denk je ineens: zoet! Alles in jou lijkt je naar de zoetigheid te sturen. Krijg je die niet, dan voel je je ‘zielig’. En wil je helemaal graag snoepen.
Nu wordt duidelijk waarom een dieet waarbij je jezelf van alles verbiedt, voor vrijwel niemand vol te houden is. Je moet vechten tegen je eigen dopaminesysteem. Maar stel dat je je dopaminesysteem in je voordeel kunt gebruiken? Dat gebeurt als je andere koppelingen leert leggen. Want ‘zoet’ is niet synoniem met ’troost’ en ‘bier’ is niet synoniem met ‘beloning’ of ‘gezelligheid’. Je kunt ook andere dingen gaan koppelen aan troost, beloning, gezelligheid en andere dingen die je nodig hebt.
Een eerste stap hiervoor is om je eigen behoeftes te leren kennen en jezelf te geven wat je werkelijk nodig hebt om lekker in je vel te zitten.